Marcus 6:47-48 270 271 he had sent them away, he departed into a mountain to pray. Marcus 6:47-48 Na van Zijn discipelen afscheid te hebben genomen, ging Jezus naar de berg om er te bidden (vgl. Mar.1:35, ook in de nacht). Hij trok Zich op die hoge plaats terug om er met God in gesprek te gaan (vgl. Mar.14:35). 47 2248 3279.2 971.56 1357.39 3072.17 3610.1 1548 2841.4 3072.7 ϰαὶ ὀψίας γενομένης, ἦν kai en 2058.3 opsias avond genomenēs geworden, 2955.1 ēn τὸ to πλοῖον ἐν ploion was het schip en μέσῳ mesōi τῆς tēs 47 in (het) midden van de 2248 770.1 1731 3072.7 968.3 ϑαλάσσης, ϰαὶ αὐτὸς thalassēs zee, kai en autos μόνος ἐπὶ τῆς monos epi Hij (was) alleen op tēs γῆς. gēs het land. SV En toen het nu avond was geworden, zo was het schip in het midden van de zee, en Hij was alleen op het land. || HSV En toen het avond was geworden, was het schip midden op de zee en Hijzelf was alleen op het land. || NBG En bij het vallen van de avond was het schip midden op de zee, en Hij was alleen aan land. || NBV Bij het vallen van de avond was de boot midden op het meer, en hij was alleen aan land. || WV bevond de boot zich midden op het meer || GNB Het was al laat geworden; || HV <al> midden op zee, || NEB It grew late and the boat was already well out on the water, || BJ la barque || KJ And when even was come, the ship was in the midst of the sea, and he alone on the land. 47 Terwijl de Here Jezus op de berg in gebed was (vs.46), viel de avond in. Misschien moeten we naar aanleiding van wat Marcus in Mar.1:35 schrijft wel aannemen, dat het al laat in de avond was. Naar toenmalige begrippen was de avond (en de nacht) een tijd vol dreiging (vgl. Mar.4:35-41). En juist in die uren bevonden de discipelen zich met hun schip midden op het meer van Galilea. Op aanwijzing van Jezus waren zij weer scheep gegaan en zetten zij koers naar Kafarnaüm (zie comm. vs.46). Zij hadden daarbij nogal last van tegenwind (vs.48). En hun Meester was niet bij hen in de buurt. Hij bevond Zich alleen op het land. Een hele afstand scheidde Hem en hen van elkaar, en dat onder die omstandigheden! 48 2248 1341.4 1341.17 770.10 836.6 1548 3072.4 1487.1 ϰαὶ εἶδεν ἰδὼν kai en eiden Hij zag [ziende] hen 3072.1 379.1 idōn αὐτοὺς βασανιζομένους ἐν autous basanizomenous ploeterend 770.12 en τῷ tōi ἐλαύνειν, elaunein 48 met het 2248 3482 4431.2 roeien, 1357.39 941 1553.1 4759.2 ἦν ēn γὰρ ὁ gar was want de ho ἄνεμος ἐναντίος αὐτοῖς· ϰαὶ περὶ τετάρτην φυλαϰὴν anemos wind 1881.35 enantios tegen 3772 autois hun; kai en peri rond tetartēn (de) vierde wake phulakēn 3072.7 3056.3 770.10 3513.13 1731 3072.7 2058.3 τῆς tēs νυϰτὸς ἔρχεται πρὸς αὐτούς, περιπατῶν ἐπὶ τῆς nuktos erchetai van de nacht 2248 2084.23 komt Hij naar 3406.6 770.10 pros autous hen, peri-patōn wandelende epi op tēs ϑαλάσσης, thalassēs Va r i a n t : N25 N27 ● NBG WV HV NEB NASB REU BJ  Eg: 01 03 Ov: 05 032 038 Tekst: H-F ● SV RLU  Byz: 02 017 045 Eg: p45 48 de zee, ϰαὶ ἤϑελεν παρελϑεῖν αὐτούς. kai en ēthelen Hij wilde inhalen par-elthein autous hen. SV En Hij zag, dat zij zich zeer pijnigden, om het schip voort te krijgen; want de wind was hun tegen; en omtrent de vierde nachtwake, kwam Hij tot hen, wandelende op de zee, en wilde hen voorbijgaan. || HSV En Hij zag dat zij veel moeite moesten doen om [het schip] vooruit te krijgen, want zij hadden de wind tegen; en omstreeks de vierde nachtwake kwam Hij, lopend op de zee, naar hen toe en wilde hen voorbijgaan. || NBG En toen Hij zag, dat zij zich aftobden om vooruit te komen bij het varen - want zij hadden de wind tegen - kwam Hij omstreeks de vierde nachtwake tot hen, gaande over de zee; en Hij wilde hen voorbijgaan. || NBV Toen hij zag dat de leerlingen door de hevige tegenwind maar nauwelijks vooruitkwamen, hoe hard ze ook roeiden, liep hij tegen het einde van de nacht over het meer naar hen toe, en hij wilde hen voorbijlopen. || WV kwam Hij ... te voet over het meer naar hen toe; || GNB Hij zag hoe ze zwoegden aan de riemen ... Tussen drie en zes uur in de nacht kwam Hij ... naar hen toelopen || HV [de] 48 De leerlingen bevonden zich met hun schip midden op het meer van Galilea (vs.47). Maar heel moeizaam kwamen zij wat vooruit; er stond een straffe tegenwind. Vanaf het land zag de Here Jezus hoe zij zich aftobden. Met man en macht hingen zij aan de riemen om het schip vooruit te krijgen. Marcus gebruikt in dit verband het werkwoord basanizomai, dat ‘gekweld, gemarteld worden’ betekent. Dat Jezus dit zag terwijl het zo donker was, zo hard woei en Hij zo ver van hen verwijderd was (zie comm. vs.47), dat is opmerkelijk. We kunnen dit ‘zien’ dan ook beter begrijpen in de zin van het ‘zien’ zoals in Joh.1:49. Het getuigt van een goddelijk weten. En terwijl de discipelen zo aan het ploeteren waren, kwam de Here Jezus naar hen toe. Het gebeurde in de vierde nachtwake, d.w.z. tussen drie en zes uur in de morgen (ook wel ‘hanegekraai’ genoemd; Marcus gaat hier uit van de Romeinse indeling van de nacht in vier perioden). Toen de avond viel, was Hij ver van hen verwijderd (vs.47). Nu het al licht begon te worden (vgl. Mar.16:2; zie ook Ex.14:24), zocht Hij hen weer op. Jezus deed dat op een heel bijzondere manier: Hij wandelde op het water. We moeten dit zien tegen de achtergrond van passages als Job9:8; 38:16; Ps.77:20 en Jes.43:16. Door over het water te lopen, handelde Hij net als God. Zodoende toonde Hij Zijn goddelijke macht over de elementen (vgl. Mar.4:41). In dit licht moeten we ook het slot van dit vers lezen: ‘en Hij Pagina 290

Pagina 292

Interactieve web rapport, deze mailing of gebruiksaanwijzing is levensecht online geplaatst met Online Touch en bied het converteren naar een online publicatie van digi-presentaties.

Marcus Lees publicatie 100Home


You need flash player to view this online publication