rijregels Ook al voldoet het object waarmee je wilt manoeuvreren aan de KarVragen, dan moet je nog steeds op een goede manier duwen en trekken. Houd je daarom aan zes RijRegels: 1 Maak gebruik van je lichaamsgewicht. Ga naar voren hangen als je duwt en naar achteren als je trekt. 2 Duw en draai nooit tegelijk; doe óf het een óf het ander. Zorg dat je handen en je voeten in dezelfde richting wijzen. 3 Als je draait, loop dan zelf om het object heen en neem het in die beweging met je mee. Het object zal dan soepel om zijn as draaien. Laat het object nooit om jou heen draaien: je verwringt dan je rug. Probeer het maar eens door te rijden met een vol winkelkarretje. 4 Plaats één voet op het onderstel of een richel als dat mogelijk is. Dat helpt bij het duwen. Als de zwenkwielen nog niet in de juiste richting staan, kun je ze op deze manier in de juiste rijrichting krijgen, zonder dat je met je armen hoeft te sjorren. 5 Beweeg gelijkmatig en rustig. Plotselinge bewegingen zijn slecht voor je lichaam en bij het manoeuvreren met een rolstoel ook onplezierig voor de cliënt. 6 ‘Keep them rolling’: vermijd veelvuldig stoppen en starten wanneer je over langere afstanden moet rijden. 66 Pagina 65

Pagina 67

Heeft u een spaarprogramma, virtual paper of internet vakbladen? Gebruik Online Touch: folder naar een online publicatie omzetten.

Ergocoach Lees publicatie 114Home


You need flash player to view this online publication