ABSTRACTS POSTERS WETENSCHAPSDAG SFG 2012 bepalingen gedaan: automatische leukocyten differentiatie (hematologie analyzer), immunologische flow cytometrische leukocyten differentiatie (Leukoflow en CytodiffTM), flow cytometrische Leuko64 sepsis detectie kit (IQP/Trillium Diagnostics) en procalcitonine (Thermo Fisher/Brahms). Inclusie criteria: COPD GOLD klasse 1-4, geen recent antibiotica of prednison gebruik, geen systemische ziekte of maligniteit. Op basis van klinisch beloop en de uitkomst van de sputumkweek is de patiëntengroep retrospectief ingedeeld in bacteriële en niet-bacteriële exacerbaties. Met ROC-curves is gekeken welke test deze groepen het beste kan onderscheiden op basis van de “area under the curve” (AUC). RESULTATEN: De inclusie van patiënten loopt nog. Tot nu toe zijn patiënten met bacteriële (n=7), en met niet-bacteriële COPD exacerbaties (n=10) en COPD patiënten zonder exacerbatie (n=18) geïncludeerd. Tussentijdse analyse wijst uit dat de parameters die de bacteriële exacerbaties het beste kunnen onderscheiden zijn: 1) eosinofiele granulocyten (hematologie analyzer en flow cytometrie), AUC: 0.792, sensitiviteit 83%, specificiteit 75%. 2) CD4-positieve T-cellen (flow cytometrie: Leukoflow), AUC: 0.778, sensitiviteit 86%, specificiteit 57%. Het onderscheidend vermogen van deze parameters is vergelijkbaar met CRP (AUC 0.778, sensitiviteit 71%, specificiteit 78%) en groter dan het absolute leukocyten getal (AUC 0.543, sensitiviteit 86%, specificiteit 30%), procalcitonine (AUC 0.543, sensitiviteit 57%, specificiteit 50%), en de Leuko64 sepsis detectie kit (AUC 0.733, sensitiviteit 83%, specificiteit 40%). CONCLUSIE: Voor het onderscheiden van bacteriële versus niet-bacteriële exacerbaties COPD is de absolute leukocyten concentratie slecht bruikbaar. Veelbelovend zijn de CD4-positieve T-cellen, bepaald met Leukoflow. Het absolute aantal eosinofielen lijkt een goed onderscheidende parameter, die eenvoudig bepaald kan worden met bestaande technieken (hematologie analyzer). Nieuwe aanpak van voorlichting over nierdonatie bij leven. L.E. Schönau1 , H.M. Pennewaard1 P.J.H.Smak Gregoor4 , W.C.Zuidema5 , R.W.Nette2 , R.Zietse5 , A.C.van Kooij3 , J.J. Busschbach6 , M.M.A. van den Dorpel3 . W.Weimar5 1 Medisch Maatschappelijk Werk, Sint Franciscus Gasthuis Rotterdam 2 Afdeling Interne geneeskunde, Sint Franciscus Gasthuis Rotterdam 3 Afdeling Interne geneeskunde, Maasstadziekenhuis Rotterdam 4 Afdeling Interne geneeskunde Albert Schweitzerziekenhuis, Dordrecht 5 Afdeling Interne Geneeskunde, Niertransplantatie, Erasmus MC, Rotterdam 6 Afdeling Medische Psychologie en Psychotherapie, Eramus MC, Rotterdam. INLEIDING: Een nierdonatie bij leven, welke plaatsvindt voordat dialyse noodzakelijk is, geeft voor de patiënt een betere levensprognose. Op dit moment vindt de helft van levende nierdonaties pas plaats, wanneer gestart is met dialyse. In samenwerking met het Erasmus MC, Albert Schweitzer Ziekenhuis en het Maasstadziekenhuis is er ook in het Sint Franciscus Gasthuis een voorlichtingproject ontwikkeld waarin in de thuissituatie vroegtijdige voorlichting word gegeven door de medisch maatschappelijk werker over vormen van niervervangende therapie en levende donatie. Het project wordt door de Nierstichting gefinancierd. VRAAGSTELLING: Wij willen de kennis toetsen rondom nierfunctievervangendetherapie en levende nierdonatie in het bijzonder bij de patiënt in de pre-dialyse fase en zijn sociale netwerk. Verder willen we het voorlichtingsproject, zoals dat ontwikkeld is, evalueren. METHODE: Na het bezoek bij de nefroloog, worden patiënten met een MDRD van ≤ 25 ml/ , , E.K.Massey5 117 WETENSCHAPPELIJK jaarverslag 2012 Pagina 116

Pagina 118

Voor uitgaven, online vaktijdschriften en gebruiksaanwijzingen zie het Online Touch CMS beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een webwinkel in uw brochures.

SFG Jaarverslag 2012 Lees publicatie 130Home


You need flash player to view this online publication