Marcus 10:45 3869.1 1357.45 3432.17 1259.1 464 2 Variant: N27 Tekst: H-F N25 465 zijn. || NBG en wie onder u de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn. || NBV en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn, || WV moet de slaaf van allen zijn, || GNB de eerste plaats wil innemen, moet voor iedereen slavenwerk doen. || HV [de] eerste || NEB must be the willing slave of all. || KJ And whosoever of you will be the chiefest, shall be servant of all. Marcus 10:45 akonos) zijnâ (vs.43). Uit deze parallele opbouw volgt dat het woordje 3432 pantÅn (van allen) een synoniem is van 1548 en 4552 humin (onder u, vs.43) en dus in eerste instantie moet worden beperkt tot de kring van de discipelen. De âslaaf van allenâ wil in dit verband dus zeggen âde slaaf van alle andere discipelenâ. Deze uitleg wordt bevestigd vanuit het verband waarin dit staat, omdat het ging over de vraag over de rangorde onder de discipelen (zie comm. vs.37,41). Jezus past dus het algemene principe van Mar.9:35 nu heel specifiek toe op Zijn discipelen. Met het oog op hun bijzondere plaats in het Koninkrijk (vgl. Mat.19:28) moeten juist zij goed doordrongen zijn van de noodzaak tot dienstbetoon. ÏÏῶÏοÏ, á¼ÏÏαι ÏάνÏÏν δοῦλοÏÎ prÅtos (de) eerste, zal zijn van allen estai pantÅn doulos knecht; 3 Variant: N25 N27 â WV HV NEB NASB NIV RLU REU BJ ï« Eg: 01 03 04â Ov: 05 Tekst: H-F â SV NBG ï« Byz: 02 Eg: 04⦠45 2248 941 3072.1 4550.1 3072.3 406.4 3239 1881.3 ϰαὶ Î³á½°Ï á½ kai gar ook want de 1108.18 ho Ï á¼±á½¸Ï Ïοῦ huios 205 Zoon des 1108.15 tou á¼Î½ÏÏá½¼ÏÎ¿Ï Î¿á½Ï° ἦλÏεν anthrÅpou 45 mensen ouk niet Älthen is gekomen 3072.6 4902.3 770.5 2248 1186.33 δᾳϰονηÏá¿Î½Î±Î¹, diakonÄthÄnai 2736 á¼Î»Î»á½° δᾳϰονá¿Ïαι, ϰαὶ δοῦναι Ïὴν alla dia-konÄsai (om) gediend (te) worden, maar 433 3650.7 (om te) dienen, en kai dounai (te) geven het tÄn ÏÏ Ïὴν αá½Ïοῦ psuchÄn leven autou van Hem λÏÏÏον lutron á¼Î½Ïὶ Ïολλῶν. anti pollÅn (als) losprijs voor velen. SV Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen, om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een losprijs voor velen. || HSV Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven [als] losprijs voor velen. || NBG Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. || NBV want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen.â || WV de Mensenzoon || GNB Neem een voorbeeld aan ... zijn leven ... in ruil voor het leven van veel anderen.â || NASB His life a ransom || RLU sein Leben zu einer Erlösung für viele. || BJ donner sa vie ... pour une multitude.ââ || KJ For even the Son of man came not to be ministered unto, but to minister, and to give his life a ransom for many. 45 Jezus stelt Zijn discipelen Zichzelf (âde Zoon des mensenâ) ten voorbeeld. Hij is niet in de wereld gekomen om als een heerser gediend te worden, maar om als een slaaf te dienen (vgl. Fil.2:6-8). De dienstbaarheid van de Zoon des mensen blijkt wel hierin, dat Hij Zijn leven geeft âals losprijs voor velenâ (vgl. Mar.14:24; 1Tim.2:6; Tit.2:14). Zoals Jezusâ overgave tot in de dood velen ten goede komt, zo moeten ook de discipelen zich inzetten voor en zich ondergeschikt maken aan het heil van anderen. De achtergrond van Jezusâ uitspraak is mogelijk Jes.53 over het plaatsvervangend lijden van de Knecht des Heren. Jezusâ dood is een offer (âom Zijn leven te gevenâ vgl. Jes.53:10; Joh.10:11,15,17), het bewerkt verlossing (âlosprijsâ vgl. Jes.53:5,11) en is plaatsvervangend (het voorzetsel anti betekent âin plaats van, in ruil voorâ vgl. Jes.53:6,8,12). Voor de achtergrond van het woord lutron (losprijs) zie comm. Mat.20:28. De nadruk in dit vers ligt echter niet op de manier waarop Jezusâ lijden en sterven anderen ten goede komt (er wordt niet vermeld aan wie de losprijs betaald wordt, noch waaruit de velen verlost worden), maar op het het effect dat Jezus lijden en sterven voor anderen heeft: Jezusâ dood komt âvelenâ (polloi) ten goede. De gedachte is niet âvelen in tegenstelling tot allenâ, maar âvelen in tegenstelling tot weinigenâ. In het Semitische spraakgebruik kan âvelenâ soms zelfs als synoniem van âallenâ gebruikt worden (Jes.53:6,12; Dan.12:2; Rom.5:12,19; TDNT VI 540-545) en de paralleltekst in 1Tim.2:6 maakt duidelijk dat die betekenis ook hier bedoeld is. Pagina 484
Pagina 486Heeft u een artikel, digi-magazine of e-publicaties? Gebruik Online Touch: uitgave van papier naar online converteren.
Marcus Lees publicatie 100Home