Marcus 10:46-47 466 467 Marcus 10:46-47 De genezing van twee blinden 10:46-52 (Mat.20:29-34) 46 2248 1881.37 1363 0237 2248 1451.7 770.5 528 0237 ϰαὶ ἔρχονται εἰς ῾Iεριχὼ. ϰαὶ ἐϰπορευομένου αὐτοῦ ἀπὸ ῾Iεριχὼ, kai 46 en erchontai zij komen eis in hIerichō Jericho; kai en ek-poreuomenou weggaande autou Hij apo van hIerichō Jericho, 1 Variant: N25 N27 Tekst: H-F 46 2248 3072.11 2747.7 770.5 2248 3274.3 2174.3 3072.1 4550.1 0535 ϰαὶ τῶν kai en tōn μαϑητῶν αὐτοῦ, ϰαὶ ὄχλου mathētōn de discipelen autou van Hem en kai ochlou ἱϰανοῦ, 1ὁ hikanou ho υἱός Tιμαίου huios (een) menigte vrij grote, [de] 2236.16 3322 zoon Timaiou van Timeüs, 093 3072.1 4529.1 [3777II] 3072.6 3085.2 Bαρτιμαῖος 2ὁ Bartimaios 3777 4 Bartimeüs ho τυφλὸς 3προσαίτης ἐϰάϑητο παρὰ τὴν tuphlos de blinde prosaitēs [bedelaar] ekathēto zat para aan tēn ὁδὸν hodon de weg pros-aitōn προσαιτῶν. 2 Variant: N25 N27 ● NBG WV GNB HV NEB NASB NIV RLU REU BJ  Eg: 01 03 Ov: 05 032 Tekst: H-F ● SV  Byz: 02 Eg: 04 Ov: 038 3 Tekst: H-F ● SV GNB NIV RLU  Byz: 02 Eg: 04♦ Ov: 05 032 038 Variant: N25 N27 ● NBG WV HV NEB NASB REU BJ  Eg: (01) 03 4 Tekst: H-F ● SV GNB NIV RLU  Byz: 02 Eg: 04♦ Ov: 05 032 038 Variant: N25 N27 ● NBG WV HV NEB NASB REU BJ  Eg: (01) 03 bedelende. SV En zij kwamen te Jericho. En toen Hij en Zijn discipelen, en een grote schare van Jericho uitging, zat de zoon van Timéüs, Bar-Timéüs, de blinde, aan de weg, bedelende. || HSV En zij kwamen in Jericho. En toen Hij en Zijn discipelen en een grote menigte Jericho uitgingen, zat de zoon van Timeüs, Bartimeüs, de blinde, aan de weg te bedelen. || NBG En zij kwamen te Jericho. En toen Hij met zijn discipelen en een talrijke schare uit Jericho vertrok, zat de zoon van Timeüs, Bartïmeus, een blinde bedelaar, aan de weg. || NBV Ze kwamen in Jericho. Toen hij met zijn leerlingen en gevolgd door een grote menigte weer uit Jericho vertrok, zat daar een blinde bedelaar langs de weg, een zekere Bartimeüs, de zoon van Timeüs. || WV Maar toen Jezus, vergezeld van zijn leerlingen en een flinke menigte, weer uit Jericho wegtrok, || GNB toen hij en zijn leerlingen de stad weer uitgingen met een grote menigte mensen achter hen aan, || HV een aanzienlijk menigte, || REU Und sie kommen nach Jericho. || BJ Ils arrivent à Jericho. || KJ And they came to Jericho: and as he went out of Jericho with his disciples and a great number of people, blind Bartimaeus, the son of Timaeus, sat by the highway side begging. 46 Jericho lag op de route die de feestgangers vanuit Galilea en het Overjordaanse (vs.1,32) gingen, nog zo’n 30 km van Jeruzalem verwijderd. Marcus noemt het verblijf van Jezus en Zijn discipelen in Jericho slechts in het voorbijgaan; de evangelist Lucas vertelt ons er uitvoeriger over (Luc.19:110,28). Bij het verlaten van Jericho (zie comm. Mat.20:29) is Jezus niet langer alleen met Zijn discipelen, maar wordt vergezeld van een ‘talrijke schare’ (van feestgangers en volgelingen van Jezus). De weg van Jericho naar Jeruzalem (vgl. Luc.10:30) was met het komende Pascha in het vooruitzicht voor blinden en bedelaars natuurlijk een uitstekende plek om te gaan bedelen; juist dan passeerden er massa’s mensen die in een opperbeste stemming opgingen naar het feest. Bijzonder is dat de blinde bij name wordt genoemd. Dat geeft mogelijk aan dat hij bij de lezers van het evangelie geen onbekende was. Bartimeüs is mogelijk later een volgeling van de Here Jezus geworden (zie comm. vs.52), maar was vermoedelijk reeds als blinde bedelaar in Jericho bekend: er wordt over hem gesproken als ‘Bartimeüs de blinde’, alsof iedereen direct begrijpt over wie het gaat. 47 2248 165.41 3237 0244.1 3072.1 0392.1 1 0391.1 1357.3 ϰαὶ ἀϰούσας ὃτι Ίησοῦς ὁ kai en 689.6 akousas horend 2583.3 hoti dat Iēsous Jezus ho de 2 Nazōraios Nαζωραῖός Nαζαρηνός ἐστιν, Nazarēnos 0132 47 Nazoreeër [Nazarener] estin (het) is, 0244.2 1 Tekst: H-F Variant: N25 N27 2 Tekst: H-F Variant: N25 N27 47 2248 2673.14 3072.1 4550.1 4550.2 ἤρξατο ϰράζειν ērxato krazein ϰαὶ λέγειν· kai legein begon hij luid (te) roepen en (te) zeggen: ho ὁ υἱὸς υἱὲ huios Zoon huie Δαβίδ, Dabid Ίησοῦ, Iēsou [Zoon] van David, Jezus, SV En horende, dat het Jezus de Nazaréner was, begon hij te roepen en te zeggen: Jezus, Gij Zoon van David! ontferm U mijner. || HSV En toen hij hoorde dat het Jezus de Nazarener was, begon hij te roepen en te zeggen: Jezus, Zoon van David, ontferm U over mij! || NBG En toen hij hoorde, dat het Jezus van Nazaret was, begon hij te roepen en te zeggen: Zoon van David, Jezus, heb medelijden met mij! || NBV Toen hij hoorde dat Jezus uit Nazaret voorbijkwam, 47 Wanneer de blinde Bartimeüs hoort dat Jezus van Nazareth Zich onder de menigte bevindt, probeert hij met luid geroep Diens aandacht te trekken. Nazōraios [of Nazarēnos] betekent ‘uit Nazareth afkomstig’ (zie ook comm. Mat.2:23). ‘heb medelijden met mij’ kan wel betekenen dat de bedelaar om niet meer vraagt dan een aalmoes, maar het feit dat hij temidden van alle feestgangers juist om Jezus roept en de manier waarop hij Hem aanspreekt (niet ‘Jezus van Nazareth’ maar ‘Zoon van David’) doen vermoeden dat Bartimeüs in Hem de door God gezonden Messias ziet, die hem goddelijke ontferming (genezing en eeuwig behoud, zie comm. vs.52) Pagina 485

Pagina 487

Voor sportbladen, online onderzoeksrapporten en publicaties zie het Online Touch beheersysteem systeem. Met de mogelijkheid voor een online shop in uw verenigingsbladen.

Marcus Lees publicatie 100Home


You need flash player to view this online publication